Jampotje redde Amalia’s miljoenenerfenis

0

(Beeld: CP/RVD/Gemmy Woud-Binnendijk

Dat de Oranjes nog altijd eigenaar zijn van een van de grootste en meest waardevolle juwelencollecties op aarde danken zij aan loyaal hofpersoneel en een flinke dosis geluk. Daardoor bleven de kroonjuwelen in de Tweede Wereldoorlog uit handen van de Duitsers die vrijwel direct na de bezetting van ons land de jacht openden naar het bezit van de naar Engeland gevluchte koninklijke familie. Eigenlijk was het een jampotje in de paleisvijver die Amalia’s toekomstige erfenis redde.


“Laat me een tiara zien, en ik weet waar die vandaan komt. Alle tiara’s van Europa kan ik herkennen”, aldus kroonprinses Amalia in het door Claudia de Breij geschreven boek dat voor haar 18de verjaardag verscheen. “Vroeger zette ik ze al op, van mijn moeder. Dan stond er een op haar opmaaktafel en dan had ik die direct op mijn hoofd. Ik zat sowieso heel graag in mijn moeders sieraden. Toen ik heel klein was al. Dan was zij zich aan het voorbereiden op een belangrijk diner en riep ze door het huis: “Amalia, waar is die ring?”

Op het gala van Ingrid, het eerste kind van kroonprins Haakon Magnus van Noorwegen ‘scoorde’ de net 18-jarige Amalia in juli 2002 haar eerste tiaramoment. En zeker niet het laatste. Afgelopen oktober, bij de viering van de achttiende verjaardag van de Noorse prins Christian droeg onze kroonprinses een tiara waarin verschillende saffieren verwerkt zijn die koning Willem III in 1879 cadeau gaf aan Emma als huwelijksgeschenk. Voor het collier zijn ook juwelen van Wilhelmina gebruikt. Juwelen, die prinses Amalia nu draagt en erft als vader komt te overlijden. En dat kroonprinses Amalia nu letterlijk kan schitteren is dankzij hofpersoneel dat waakte als een moederkloek over de bezittingen, waaronder de kroonjuwelen, van de Oranjes in de Tweede Wereldoorlog.

Kroonjuwelen waaraan iedere regerende Oranje heeft bijgedragen door de collectie aan te vullen of goed te trouwen. Weinig Europese vorstenhuizen bezitten dan ook nog over een juwelencollectie die zo veel eeuwen omspant als het Huis van Oranje-Nassau. Als Russische tsarendochter Anna Paulowna in 1816 bijvoorbeeld in het huwelijk treedt met latere koning Willem II neemt ze een ongekende hoeveelheid diamanten, parels en edelstenen mee. Zoveel zelfs dat dat ze haar eigen saffieren niet herkende als de politie na een diefstal de juwelen bij haar terugbezorgd. Juwelen die lang in een ijzeren kist of ‘strongbox’ werden

bewaard en later in door voor de Oranjes speciaal gemaakte kluizen in de paleizen.

Op 14 mei 1940 van de vorige eeuw vernietigde Duitse bommenwerpers in een kwartier bijna de gehele historische binnenstad van Rotterdam, maar in de vijf jaar dat de Tweede Wereldoorlog duurde lukte het de bezetter niet de kroonjuwelen van de Oranjes in handen te krijgen. Die lagen goed verborgen in een kluis op paleis Noordeinde en bleven dankzij het loyaal hofpersoneel, een jampotje in de paleisvijver en een flinke dosis geluk uit handen van de Duitsers.

Binnen een week na de Duitse inval vertrokken Wilhelmina, Juliana en Bernhard in mei 1940 naar Engeland. ‘En weg waren ze’, luidden de eerste woorden van Frits Maarschalkerweerd in de proloog van zijn recent verschenen, 436 pagina’s tellende boek, de Achterblijvers. Maarschalkerweerd, voormalig directeur van het Koninklijk Huisarchief, die van koning Willem-Alexander toestemming kreeg om de koninklijke archieven te gebruiken om een overzicht te maken van hoe de paleizen en andere oranjebezittingen de Tweede Wereldoorlog hadden doorstaan.

(Lees verder onder foto)

Na zijn ‘En weg waren ze’ vervolgt de schrijver met: “Eerst vertrok het prinselijk paar (Juliana en Bernhard) op 12 mei 1940 met de twee kindertjes (de prinsessen Beatrix en Irene, red). Na een spannende rit in een gepantserde auto voeren ze per torpedojager naar Engeland. Een dag later waagde ook de koningin, met gasmasker en helm onder handbereik, zich aan de overtocht. Het was nog maar drie dagen geleden dat de Duitse Wehrmacht met veel machtsvertoon Nederland was binnengevallen.”

De vluchtende Oranjes namen niet veel mee. Maar als we prins Bernhard-biograaf Alden Hatch mogen geloven wel de kroonjuwelen. In Maarschalkerweerd’s De Achterblijvers valt te lezen dat een van de veiligheidsagenten in de auto naast de chauffeur met een kartonnen doos op schoot waarin zich de Nederlandse kroonjuwelen bevonden. “Als dit waar zou zijn, dan moet de man een schoot van bovenmenselijke omvang hebben gehad. Vermoedelijk ging het slechts om een aantal juwelen van Juliana. Volgens diens biograaf Van der Zee was het Wilhelmina’s vertrouweling Van ’t Sant die een dag later in het gevolg van Wilhelmina ‘de kroonjuwelen’ onder zijn hoede nam en ’s nachts in zijn kajuit onder zijn matras verstopte.” Volgens Frits van Maarschalkerweerd kan het niet anders dan dat het ook in dit geval om een beperkt aantal juwelen ging.

“De leden van de hofhouding bleven na het vertrek van Wilhelmina, Juliana en Bernhard ontredderd en verweesd achter. “Jarenlang hadden zij dag in, dag uit klaargestaan om het hun ‘koninklijke principalen’ naar de zin te maken. En prinses Juliana had nog zo gezegd dat Oranjes nooit vluchten. De eerste twijfels waren pas gerezen toen vluchtkoffers met kleding, twee hutkoffers met waardepapieren en enkele dozen met een selectie van de huisjuwelen werden klaargezet, enkele dagen voor het vertrek,” schrijft Maalschalkerweerd.

Maar Wilhelmina en Juliana hadden het merendeel van de kroonjuwelen, diamanten en gouden en zilveren voorwerpen niet meegenomen naar Londen, maar ‘gewoon’ in paleis Noordeinde achtergelaten in de goed beveiligde zilverkluis. Om die te openen waren twee sleutels nodig. Een sleutel was begraven in een jampotje in de tuin van Noordeinde. De tweede sleutel was in het bezit van Wilhelmina’s intendant Sickinghe.

De Duitsers opende al snel de jacht op het bezit van de Oranjes en met name naar de kroonjuwelen. De bezetter schatte bij onteigening en verkoop 13 miljoen gulden, een bedrag dat nu bijna 131 miljoen euro zou zijn, aan over te kunnen houden. Alleen bleken de paleizen van de Oranjes onverkoopbaar. Datzelfde zou waarschijnlijk gelden voor de juwelen als de Duitsers ze in handen hadden gekregen. Na de Russische revolutie en de jodenvervolging waren diamanten flink in waarde gekelderd. De beroemde en zeer herkenbare zeegroene Stuart-diamant waarvan de waarde nu op tientallen miljoen euro’s wordt geschat, zou in de nadagen van de oorlog niet meer dan enkele miljoenen in guldens hebben opgebracht. Maar die zeegroene diamant kregen de Duitsers nooit in handen. Om onduidelijke redenen durven de Duitsers de zilverkluis met de kroonjuwelen in Noordeinde niet op en open te blazen met dynamiet en de sleutels waren volgens het hofpersoneel zoek. Een leugentje om bestwil.

Het is vooral dankzij de inzet van de hofhouding dat de Oranjes bij terugkeer aan het eind van de oorlog in 1945 nog hun paleizen, juwelen en kunstschatten bezaten. Een hofhouding die uit pure liefde voor de troon die vijf oorlogsjaren, en met succes, de Duitsers hadden tegengewerkt om het bezit van de Oranjes te vinden, te confisqueren en te verkwanselen omdat zij wilden dat Wilhelmina bij terugkeer alles zou aantreffen zoals zij het had achtergelaten.

Pas tegen het einde van de oorlog dreigden de kroonjuwelen die nog altijd in de kluis op Noordeinde lagen alsnog in handen van de Duitsers te belanden toen de prominente NSB’er en burgemeester van

Wassenaar, Daan de Blocq van Scheltinga, volgens intendant koninklijk huis Sickinghe dreigde het beheer van de Koninklijke Bezittingen te zullen overnemen. “Dit hadden wij beslist niet meer genomen, en alles was in gereedheid gebracht om ‘en bloc’ de zaak te gaan verlaten,” citeert van Maarschakerweerd in zijn boek de intendant. “Er werden kopieën van ontvangstbewijzen gemaakt van de opgeborgen goederen in de schuilkelders, en ook vele andere gegevens verzameld. Ik liep met de sleutel van de zilverkluis in mijn zak. Het tweede exemplaar was netjes ‘ingevet’ in een jampotje onder een boom in de tuin van het Paleis Noordeinde begraven. Het was mijn plan geweest om bij plotseling vertrek, mijn eigen sleutel in het water te gooien. Zover is het gelukkig niet gekomen, net precies niet, want Daantje de Blocq kwam niet opdagen. De kroonjuwelen bleven tot na de oorlog waar ze hoorden: in de zilverkluis op paleis Noordeinde. Een ander deel van de huisjuwelen, waaronder diademen, broches, armbanden en ringen, dat voor onderhoud en bewaring voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bij een Haagse juwelier was ondergebracht, bleek daar na de oorlog ook nog aanwezig te zijn.

(Lees verder onder foto)

In grote lijnen was het de hofhouding gelukt het bezit van de Oranjes in stand te houden, maar volgens auteur Maarschalkerweerd toonde koning Wilhelmina zich weinig dankbaar. Bij haar terugkeer in Nederland werd het in weerzien in weerzin voor Wilhelmina omdat het hof, paleis Noordeinde, voor haar na haar Londense jaren de oude, vooroorlogse wereld was die de koningin associeerde met de gouden kooi waarin zij tot haar vertrek in mei 1940 had geleefd. In Londen was majesteit een andere vrouw geworden in een nieuwe wereld. Thuis, paleis Noordeinde, was voor Wilhelmina de oude wereld waar zij definitief afscheid van had genomen.

Veel haast had zij na terugkeer op vaderlandse bodem dan ook niet om opnieuw haar intrek op paleis Noordeinde te nemen. Pas in juli 1945, twee maanden na de bevrijding, kwam ze naar Den Haag, naar paleis Noordeinde. De hofhouding stond opgesteld om haar te verwelkomen, maar Wilhelmina leek het niet te zien. In haastige pas spoedde ze zich naar het paleis. Een knikje naar het opgestelde hofpersoneel was alles dat eraf kon. ‘Waar vijf bezettingsjaren sommige leden van de hofhouding niet klein hadden gekregen, deed Wilhelmina’s drammerige egocentrisme dat wel.’ () ‘Er is weinig ‘koninklijks’ aan de manier waarop Wilhelmina sommige van haar trouwe medewerkers na de oorlog heeft behandeld. Zij heeft zich tegenover deze mensen kleingeestig en

onbarmhartig betoond,’ schrijft Flip Maarschalkerweerd dan ook in zijn boek De Achterblijvers.