Aad ‘Adriaan’ van Toor viert vandaag zijn 80ste verjaardag zonder broer Bassie. En dat doet Adriaan pijn. “Zijn gezondheid laat dat niet meer toe. Het enige wat hij nog kan bewegen is zijn rechterhand. Bas beleeft een oude dag die hij absoluut niet verdient.’’
“Zijn gezondheid laat dat niet meer toe,” zegt Aad van Toor in een vraaggesprek met het AD over zijn broer Bas die als gevolg van een beroerte in een rolstoel zit. “Het enige wat hij nog kan bewegen is zijn rechterhand. Bas beleeft een oude dag die hij absoluut niet verdient.’’
Dat het tussen de broers door de jaren heen niet altijd koek en ei geweest, ontkent Adriaan niet, maar de band is nu goed, stelt Van Toor in de krant die ook vertelt dat het contact tussen de twee summier is. “Ik ben behoorlijk doof en praat moeilijk. Bas is zo mogelijk nóg dover en heeft een nóg groter spraakgebrek. Dus even bellen gaat helaas niet meer. Bovendien ben ik de meeste tijd van het jaar in Spanje, maar ik denk elke dag aan hem.”
Zelf werd ging Aad van Toor twintig jaar terug met een kankergezwel in de mond geconfronteerd. “Ik heb niet bepaald gezond geleefd. Hard gewerkt, maar vroeger ook gerookt als een ketter, liefst 25 sigaren per dag. Precies op de plek waar ik ze in de mond had, ontstond die tumor. Gelukkig kon die weggehaald worden, maar ik praat lastig en mijn tong kan mijn mond niet meer goed schoonmaken.”
Drie jaar terug kreeg Adriaan de schrik van zijn leven toen hij naar Nederland was gevlogen en hij op het vliegveld het aan zijn hart kreeg en hij in het Rotterdamse Erasmus MC voor een spoedoperatie belandde. “Vlak voor de operatie zei ik tegen mijn vrouw: ‘Inepien, ik ga mijn ogen misschien niet meer open doen, maar ik kan terugzien op een heel gelukkig leven met een ontzettend fijn huwelijk met jou. Daar wil ik je voor bedanken.”
Toen hij uren later zijn ogen opende, hadden de chirurgen drie bypasses geplaatst. “Kon ik weer een tijd vooruit’’, stelt Van Toor die als acrobaat regelmatig met de dood flirtte in het AD. “In die tijd hebben we behoorlijke risico’s genomen. Stond je bij wijze van spreken elke dag met één been in het graf.” Iedere dag wordt hij herinnerd wordt aan zijn acrobatenbestaan als hij zijn bed uitkomt. “Mijn knieën zijn versleten, mijn nek, mijn rug en vorig jaar moest ik nog geopereerd worden vanwege dichtgeslibde aderen in mijn been. Maar ach, je kunt daar wel over klagen, maar wat schiet je hier mee op?”